Pieter Jan Leusink
Sinds 1983 dirigeerde Pieter Jan Leusink meer dan 250 CD & DVD opnamen, waarvan 5 met goud en 1 met platina werd bekroond. Hij maakte furore tijdens Muziek Festivals door Europa. Internationaal kwam zijn doorbraak met het realiseren van de integrale opnamen van Bach’s 200 geestelijke Cantates (60 CD’s) in het Bach Herdenkingsjaar 2000, waarvan wereldwijd meer dan zes miljoen werden verkocht. Hij concerteerde voor Koningin Beatrix. Voor zijn bijzondere verrichtingen als dirigent, musicus en Bach-specialist werd hij in 2004 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Steeds dichter bij wat Bach bedoeld heeft
Dirigent Pieter Jan Leusink ademt, denkt en droomt van Bach, al vele jaren van zijn leven. In de passietijd zal hij de Matthäus Passion weer tot leven brengen, samen met The Bach Choir & Orchestra of the Netherlands. Een orkest dat op authentieke barokinstrumenten speelt, een verhaal met eeuwigheidswaarde en daarbij mooie ontroerende stemmen: de Matthäus Passion is een beleving, weten de vele duizenden die een uitvoering bijwoonden. “Het is een van de mooiste en ontroerendste stukken muziek die ik ken,” zegt hij. “Ik wil mijn publiek daarmee een rijk gevoel geven.”
“Ga zitten,” zegt Pieter Jan Leusink gastvrij en dwingend tegelijk. Hij ontvangt in de woonkeuken van zijn grote huis. Overal is muziek. Hier ligt een viool neergevlijd tussen tijdschriften, daar heeft hij de bladmuziek en tussen woonkeuken, huiskamer en werkkamers lopen twee Schotse collie’s, waarvan de een Beau heet en de ander Bach. Leusink oogt ontspannen, ondanks de tour de force die eraan komt. Dat is de winst die de levenservaring hem heeft bracht: hij weet wat hij kan. “Ik doe een grote serie van vijfentwintig concerten. Dat klinkt veel en dat is ook veel. Maar concert vijfentwintig moet klinken als concert één, zonder een spoor vermoeidheid erin. Ik ben zo blij dat Bach dat stuk gemaakt heeft en dat ik het ieder jaar zo vaak kan uitvoeren. Dan kom ik steeds dichter bij wat Bach er mee heeft bedoeld, ik durf wel te zeggen dichter dan een dirigent die de Matthäus Passion één keer per jaar uitvoert.
Bij Bach is timing heel belangrijk, net als nu in de popmuziek. Hij was daarvan de voorloper. Voor mij is muziek de ruimte tussen de tonen, en dat betekent dus dat je timing goed moet zijn. Er zijn zoveel partijen, die moet je heel precies op elkaar afstemmen.” Daarna begint de dirigent een lang en technisch betoog over de timing koralen, recitatieven en aria’s, maar hij besluit verrassend genoeg met te zeggen: “Mijn musici denken vaak dat het publiek allerlei diepgaande muziekkennis bezit. Dat is niet zo. En dat hoeft ook niet. De mensen komen bij ons omdat ze iets willen voelen, dus dan moeten we iets géven, iets goeds brengen. Iedereen moet blij de deur uit, met een rijk gevoel over de avond.”
Plotseling in het gesprek ligt dat ene belangrijke onderwerp voluit op tafel: begeestering, bezieling, en dat op een ander kunnen overbrengen. Het is mensenwerk van het lastigste soort. Je moet iets dieps van jezelf in de muziek leggen, maar je moet ook op de techniek letten. En jij hoeft niet alles te voelen, maar je publiek wel. Degene die alle touwtjes daarvoor in handen heeft, is die ene man. De dirigent. De bedding door wie de rivier moet stromen.
Wat hij nu kan met de Matthäus Passion, heeft hij niet altijd gekund, vertelt hij. “Vroeger was ik bij het openingskoor al aan het tobben over moeilijke fragmenten die later kwamen. Achteraf zag ik ook wel dat ik me daar doodongelukkig in voelde. Ik kende het geheim niet van in een flow raken. Door de ervaring van jaren is het anders geworden. Nu trek ik op z’n vroegst vijf minuten voordat het concert begint mijn pak aan en dan is de knop om. Ik begin en ben weg. Het concert gaat in een roes voorbij, de tijd vergeet ik, want ik ben alleen bezig met hoe ik het uiterste uit mijn musici krijg, hoe ik ze zover kan krijgen dat ze de muziek kunnen bezielen. In felheid maar ook in devotie. Bij alles probeer ik voeling te houden met het publiek. Dat is me heilig. Zonder publiek ben je niets. Het publiek is eigenlijk de politie, de rechter en het hele justitiesysteem dat beoordeelt of jouw uitvoering hun wat doet.” Leusink heeft een praktische test hiervoor. Dat is de mate waarin gehoest wordt. “In harde en snelle stukken zit iedereen recht op de stoel. Maar heb je een passage van zeven minuten, langzaam en zacht, dan kan het beginnen. Ik heb geleerd dat lichaamstaal op het podium heel belangrijk is. Je moet spanning uitstralen. Dat voelt het publiek. De aandacht blijft en er wordt nauwelijks gehoest.”