Van jongenssopraan… …tot professional
Martinus (39), tenor
‘Toen mijn vader dirigent werd van het Stadsknapenkoor Elburg, heeft hij mij als zesjarige jongen meegenomen. In mijn vroegste herinnering zing ik al en ik kan me maar moeilijk voorstellen hoe het zou zijn als ik dat niet zou doen. Zingen zit gewoon in mijn DNA. De meeste jongenssopranen muteren naar bas/bariton. Ik kreeg op mijn zestiende pas de baard in de keel, heb even als countertenor gezongen maar ben toen doorgestroomd naar tenor. Als jongenskoor repeteerden we veelvuldig, mede omdat er constant nieuwe jongetjes bij kwamen. Dat is nu bij The Bach Choir anders. Iedere zanger bereidt zijn eigen partij thuis voor. Aansluitend hebben we gezamenlijk een paar repetities en vervolgens kunnen we heerlijk op tournee. Ik zing graag voor publiek. Als zij genieten en verrijkt naar huis gaan, is mijn missie volbracht. Inmiddels heb ik meer dan dertig jaar ervaring, maar ik wil nog steeds beter worden. Zowel qua performance als techniek. Soms kun je kleine nuanceverschillen aanbrengen, wat de uitvoering ten goede komt. Dat houdt het uitdagend en levendig.
De concertreizen die we met het Holland Boys Choir gemaakt hebben, staan me nog helder voor ogen. De eerste reis met de bus naar Italië, het slapen in gastgezinnen, het zingen in mooie kerken, samen leuke dingen doen zoals waterfietsen op het meer, wat was het allemaal spannend en leuk. In het communistische Letland stonden er militairen op straat, dat was voor ons heel indrukwekkend. We zongen daar het ‘Lugsana’, een Lets gebed, wat destijds eigenlijk niet gezongen mocht worden.
De directheid in communicatie tussen Pieter Jan en de jongetjes toen, is behouden in The Bach Choir. Met veel humor en zonder omslachtigheid geeft hij aan hoe hij het wil hebben. Solisten krijgen veel vrijheid in interpretatie. Ik vind het een voorrecht dat ik vanuit het koor als solist een stapje naar voren mag doen, maar we doen het met z’n allen. Dirigent, koor, orkest en solisten: we zijn een echt team!’
Arjan (40), countertenor
‘Ik hield niet van voetbal, zoals vriendjes vroeger deden. Een leraar van mijn basisschool zong destijds bij het Stadsknapenkoor Elburg en nam mij mee naar een repetitie. Ik was toen acht jaar. Sindsdien ben ik nooit meer weggeweest. Ik vond zingen altijd al leuk en werd door Pieter Jan opgeleid tot jongenssopraan. Dat maakte mij op school wel een buitenbeentje, totdat we op tv kwamen. Toen was mijn passie ineens wel stoer in de ogen van mijn leeftijdsgenoten. Op een gegeven moment werden wij uitgenodigd om het ripieno (‘O Lamm Gottes’, eenstemmige sopranen bij het openingskoraal ‘Kommt ihr Töchter’) van de Matthäus Passion te zingen bij een uitvoering van een koor uit Zwolle. We waren erg onder de indruk van dit grote werk en zeiden tegen Pieter Jan: ‘Dat willen wij ook!’ Pieter Jan daagde ons uit: ‘Dat kunnen jullie niet!’ Maar na drie jaar oefenen was de eerste uitvoering een feit. Ik groeide door van sopraan naar countertenor.
In 2006 vroeg Pieter Jan mij om professioneel te komen zingen. Ik dacht: ‘Dit is mijn kans!’ Het voelde speciaal dat hij me daarvoor vroeg. Nu, 32 jaar later, kan ik wel zeggen dat door de intensieve samenwerking, de vele repetities en door het continu samen op pad zijn, Pieter Jan een tweede vader voor mij is geworden. Ik kan altijd bij hem terecht. Hij heeft me geleerd om door te gaan, ook al maak je een fout, om de touwtjes in handen te houden, om gefocust te blijven en nooit op de automatische piloot te zingen. Hij is als de coach van een elftal: je hebt hem nodig, omdat je jezelf altijd kunt verbeteren.’
Jeroen (41), bas

‘Mijn ouders en ik verhuisden naar Elburg en om aansluiting te vinden was het kiezen: óf voetbal óf zingen! Ik besloot samen met een buurjongetje naar het Stadsknapenkoor te gaan. De liefde voor klassieke muziek heb ik niet van huis uit meegekregen, maar ik zing nu al 34 jaar bij Pieter Jan en heb daarmee van mijn hobby mijn werk gemaakt. Muziek geeft mij rust en na het overlijden van mijn vader bleek muziek ook helend te werken. Emoties zijn sterker en komen meer los. Vroeger repeteerden we drie tot vier keer per week. Dat betekende keuzes maken: zingen of spelen. Maar je wilde niet achter raken, je wilde de beste zijn van je groep, dus je ging er voor de volle 100% tegenaan. Ik vond de zomerconcerten in Elburg altijd erg leuk en de opname van alle 200 Bach Cantates was ook een unicum. Het betekende wel dat je elke dag moest oefenen. Ook de Matthäus Passion blijft indrukwekkend. Het verhaal is mooi en iedere uitvoering word je weer meegenomen in het drama.
Nu bij The Bach Choir heb ik nog steeds dezelfde drive. Er is een onderlinge verbondenheid, we weten als zangers wat we aan elkaar hebben. We trekken tijdens een tour veel met elkaar op, we zijn serieus en professioneel, maar natuurlijk is er ook altijd ruimte voor een geintje. Ik denk met plezier terug aan alle reizen die we als jonge jongens door Europa gemaakt hebben. Met de bus of met het vliegtuig naar Italië, Engeland, Polen, Letland of Hongarije. Daar word je als kind groot van!’